ATOXOPLASMOSE OF DIKKE LEVERZIEKTE
INLEIDING;
Atoxoplasmose
of dikke leverziekte is
een hardnekkig probleem
dat bij veel
verschillende soorten
vogels voorkomt. Het is
meestal niet mogelijk om
een vogel of een bestand
vogels helemaal vrij te
krijgen van deze ziekte.
Wel kan men, door
verstandig om te gaan
met medicijnen en met
een goed begrip van deze
ziekte tot een werkbare
situatie komen. In dit
artikeltje wordt een
overzicht gegeven van de
belangrijkste
wetenswaardigheden
betreffende deze ziekte.
OORZAAK;
Dikke
leverziekte wordt
veroorzaakt door een
parasiet genaamd
Atoxoplasma. Deze
parasiet is verwant aan
de parasieten die
coccidiose veroorzaken.
Atoxoplasma verspreidt
zich net als coccidiose,
via de ontlasting. Een
vogel die atoxoplasmose
heeft scheidt om de paar
dagen een groot aantal
eitjes uit met de
ontlasting. Deze eitjes
zijn direct weer
besmettelijk voor een
andere vogel.
Het is niet helemaal duidelijk of atoxoplasma-parasieten besmettelijk zijn voor meerdere vogelsoorten. Op dit moment bestaat het idee dat er verschillende atoxoplasma-parasieten bestaan die ieder slechts besmettelijk zijn voor verwante soorten (dit is vergelijkbaar met coccidiose: ook hier bestaan verschillende stammen die ieder slechts problemen geven bij een beperkt aantal verwante vogelsoorten).
Atoxoplasmata verspreiden zich in het vogellichaam middels lymfocyten (dit zijn bepaalde witte bloedcellen). De Atoxoplasma-parasieten kruipen in het cellichaam van de witte bloedcel en migreren op deze manier het hele vogellichaam door. Na verloop van tijd kunnen zij ook andere cellen (bijvoorbeeld levercellen) gaan besmetten.
ZIEKTEVERSCHIJNSELEN;
Het meest
opvallende bij vogels
met dikke leverziekte,
is dat de dieren een
zeer sterk vergrote
lever hebben. Dit is bij
de kleine vogels (dieren
met een lichaamsgewicht
minder dan 50 gram)
altijd zeer goed waar te
nemen. Als de veertjes
van de buik opzij worden
geblazen, kan men bij
deze dieren namelijk
door de dunne buikwand
de organen direct zien.
Bij dieren met dikke
leverziekte is een
vergrote lever waar te
nemen als een
halvemaanvormige donkere
vlek die rechts onder
het borstbeen vandaan
komt. Soms is de lever
zo sterk gezwollen dat
de hele buik gevuld is
met een donkerroodbruine
massa. De buik is dan
ook altijd bol en
opgezet.
Een sterk vergrote lever komt bij meerdere ziekten voor. De meest bekende zijn salmonellose, pseudo-tuberculose en psittacose. Het grote verschil tussen deze drie ziekten en atoxoplasmose is dat vogels met salmonellose, pseudo-tuberculose of psittacose verschrikkelijk ernstig en acuut ziek zijn. Vogels met atoxoplasmose vertonen meestal chronische slepende aspecifieke problemen als vermageren, sloom zijn, bol zitten, soms wat diaree etc. Alleen als de ziekte lang blijft slepen, kunnen er wel vogels sterven.
De ernst van de ziekteverschijnselen verschilt echter per vogelsoort. Ik heb veel verschillende vogelsoorten gezien met dikke leverziekte. Mijn ervaring is dat de meest vruchten - en insectenetende vogels gevoeliger zijn en acutere symptomen krijgen dan de meeste zaadeters. Ook jonge dieren van de meeste vogelsoorten zijn erg gevoelig. Sterfte bij nestjongen is een vaak voorkomend probleem in een bestand besmet met dikke leverziekte.
Sinds enkele jaren komt een vorm van dikke leverziekte voor die veel moeilijker te herkennen is. Hierbij vertonen zowel oudere als jongere dieren problemen van vermageren en soms diaree. Bij onderzoek blijken deze dieren een sterk opgezette buik te hebben, veroorzaakt door een sterk verwijd maagdarmkanaal. De lever is nauwelijks groter dan normaal. Deze vorm van de ziekte lijkt sterk op megabacteriose of op een bacteriële of gistinfectie van de darm, maar als een uitstrijkje van de kliermaag of de darminhoud wordt gemaakt, dan zijn er noch bacteriën of gisten noch megabacteriën te vinden. Bij onderzoek van afdrukjes van lever, milt en longen zijn dan massaal de parasieten te vinden voornamelijk de lymfocyten.
DIAGNOSE;
Onderzoek van
de ontlasting van de
vogels is onbetrouwbaar:
soms zijn de eitjes van
Atoxoplasma in de
ontlasting te zien. Men
denkt dan echter vaak
dat er sprake is van
darm - coccidiose omdat
het onderscheidt tussen
een eitje van darm -
coccidiën en Atoxoplasma
niet goed te maken is
met een eenvoudig
mircroscopisch
onderzoek. Het tweede
probleem is dat de
eitjes van Atoxoplasma
niet iedere dag worden
uitgescheiden. Vaak zal
een mestmonster dus geen
eitjes bevatten terwijl
de vogel toch lijdt aan
atoxoplasmose.
De diagnose dikke leverziekte is alleen betrouwbaar te stellen aan een gestorven vogel door middel van afdrukjes van diverse organen (meestal lever, milt en longen). Voor mensen met een geoefend oog is de parasiet dan in de lymfocyten te herkennen.


1 = celkern
2 = cellicuaam
3 = rode bloedcellen
4 = parasiet
4 = lymfocyt
6 = grote lever (zie onder)
BEHANDELING;
Atoxoplasmose is te
bestrijden met alle
middelen die ook
geschikt zijn tegen
coccidiose. De
Atoxoplasma - parasiet
heeft echter een groter
overlevingsvermogen dan
darm - coccidiën. Dat
komt omdat Atoxoplasma -
parasieten zich kunnen
verschuilen in
lymfocyten. Deze witte
bloedcellen migreren
door het gehele lichaam
en komen dus ook op
plaatsen waar de
bloedcirculatie (en dus
de concentratie
geneesmiddel) minimaal
is. Slecht doorbloedde
plekken zijn
bijvoorbeeld peesjes en
gewrichtjes. Als er, ten
tijde van de
behandeling, zich
lymfocyten met Atoxoplasmaparasieten
bevinden op deze slecht
doorbloedde plekken, dan
kan de parasiet
overleven en zich weer
vermenigvuldigen op het
moment dat de kuur
beëindigd is.
In de praktijk geldt dat hoe langer behandeld wordt, hoe minder parasieten zullen overleven en hoe langer het dus weer zal duren voordat de infectie weer op gaat spelen. Een middel dat zonder grote bezwaren langere tijd gegeven kan worden is ESB3 (werkzame stof: sulfaclonazine). Dit is tevens de reden dat baycox ( werkzame stof: toltrazuril) niet geschikt is voor de behandeling van dikke leverziekte. Baycox mag namelijk maar 48 uur lang aan vogels gegeven worden.
Een behandeling van dikke leverziekte, bestaat dus meestal uit een kuur ESB3 die een aantal (2 - 4) maanden achter elkaar gegeven wordt, zonder onderbreking. Dit in tegenstelling tot de kuur die gegeven wordt bij darmcoccidiose. Deze kuur bestaat meestal uit 5 dagen ESB3, 2 dagen rust, nogmaals 5 dagen ESB3. Het 5 - 2 - 5 schema is echter absoluut onvoldoende om dikke leverziekte de kop in te drukken.
De lengte van de kuur is afhankelijk van de ernst van de infectie en van de gevoeligheid van de vogelsoort. Het verloop van de ziekte is goed te volgen als regelmatig (bijvoorbeeld 1 maal per week) één of enkele vogels worden uitgevangen en bekeken worden of hun lever nog vergroot is of niet. Vuistregel is, dat de kuur nog 1 week gegeven wordt als de levers van de vogels weer tot hun normale proporties is geslonken. Hoe vaak men de kuur moet geven is eveneens afhankelijk van de ernst van de infectie van de vogelsoort. Ook hier kan men het verloop van de ziekte goed volgen door regelmatig de grootte van de levers van de vogels te inspecteren.
Als men sterfte bij nestjongen heeft, zijn er twee behandelingsschema's mogelijk. Men kan de oudervogels ongeveer 4 maanden voor het broedseizoen kuren met ESB3 gedurende 2 maanden. De pop en de man hebben dan nog 2 maanden de tijd om te herstellen van de bijwerkingen van ESB3 voordat er eitjes gelegd worden. De meest beruchte bijwerkingen van ESB3 zijn namelijk dat de vorming van de eischaal geremd wordt en dat het bevruchtingspercentage daalt. Overigens treden deze bijwerkingen in het algemeen pas op bij zeer langdurig kuren. Zelf heb ik in de praktijk deze problemen eenmaal gezien bij een eigenaar die zijn vogels 12 maanden achter elkaar ESB3 had gegeven. Het beoogde effect van deze manier van kuren is, om de infectie te onderdrukken tijdens de periode dat er jonge vogels zijn, zodat de kans op besmetting van een jonge vogel geminimaliseerd wordt.
Een andere manier om problemen tijdens het broedseizoen te voorkomen kan met het volgende behandelingsschema: er wordt gestart met ESB3 op het moment dat het legsel van de pop kompleet is en het dier vast zit broeden. Tijdens het broeden en gedurende de eerste 3 - 10 dagen dat er jongen zijn wordt er continu ESB3 gegeven. Als men stopt met kuren moet er regelmatig één of enkele jongen uitgevangen worden om de grootte van de lever te bekijken. Is de lever te groot dan moeten in ieder geval de jongen nog minimaal 14 dagen gekuurd worden.
PREVENTIE;
Een sluitende
preventie is helaas niet
mogelijk. Vogels kunnen
namelijk drager zijn van
de ziekte zonder dat dit
zichtbaar is. Vooral
dieren die net langdurig
behandeld zijn met ESB3
vertonen geen
ziekteverschijnselen
meer. Desondanks is het
raadzaam om iedere
gekochte vogel in de
hand te nemen en te
kijken of de lever
vergroot is. Dieren die
een grote lever hebben
zonder dat zij ernstig
ziek zijn, zijn
verdacht.
Is een verblijf eenmaal besmet geraakt met Atoxoplasma dan is het eveneens moeilijk te bestrijden. De eitjes van Atoxoplasma zijn zeer resistent waardoor de normale desinfectantia niet voldoende zijn om de eitjes te doden. Ook kunnen in een vogelverblijf de eitjes van Atoxoplasma tenminste 4 maanden besmettelijk blijven.
CONCLUSIE;
Atoxoplasmose is een
zeer hardnekkige ziekte
die niet of nauwelijks
uiteen bestand vogels te
krijgen is, als het
eenmaal voet aan de
grond heeft gekregen.
Gelukkig is
Atoxoplasmose of Dikke
leverziekte een
chronisch verlopende
ziekte die door
medicijnen in het
algemeen goed onder
controle te krijgen is.
Voorwaarde is wel dat er
regelmatig vogels in de
hand genomen moeten
worden waarbij de
grootte van de lever
geïnspecteerd wordt.
Door Hedwig van der
Horst, dierenarts.
Telefoon: 040 - 2053097.