De eiwitten: W.v.Gils.
Eiwitten vinden we zowel in dierlijke als in plantaardige
voedingsmiddelen. Eiwitten behoren tot de voornaamste
bouwstoffen van het vogellichaam. Eiwitten zijn niet alleen
bouwstoffen van de weefsels, maar ook van een aantal stoffen die
zeer nauw betrokken zijn bij alle stofwisselingsprocessen,
waaronder enzymen, hormonen en afweerstoffen.
Ter verduidelijking van het begrip stofwisseling het
volgende. Onder stofwisseling worden de gezamenlijke chemische
veranderingen verstaan, die in het organisme (vogel)
plaatsvinden om dit op te bouwen en te handhaven, alsmede de
omzetting (afbraak) van levende stof tot eenvoudige, uit te
scheiden stoffen. Eiwitten zijn
organische verbindingen die o.a. zijn samengesteld uit de
elementen koolstof, waterstof, zuurstof, en stikstof.
De eiwitten behoren ook tot de brandstoffen. 1 Gram eiwit
geeft bij verbranding in het vogellichaam ongeveer 4 k
calorieën.
Eiwitmoleculen zijn zeer groot. Ze zijn opgebouwd uit een groot
aantal kleine moleculen, de aminozuren.
Een molecuul is het kleinste deeltje waarin een stof verdeeld
kan worden zonder dat de scheikundige samenstelling van de stof
wordt verbroken. Zo is bijvoorbeeld een molecuul water opgebouwd
uit .1 zuurstof en 2 waterstof atomen. Wanneer een dergelijke
molecuul uiteen valt dan wordt de scheikundige samenstelling
verbroken en kunnen we niet langer spreken van water.
Er zijn 29 verschillende soorten aminozuren bekend, waarmee een
niet te tellen hoeveelheid eiwitten kan worden opgebouwd.
Men zou de aminozuren kunnen vergelijken met de letters
van het alfabet waarmee we immers een oneindig aantal woorden
kunnen samenstellen.
Zoals al opgemerkt zijn eiwitmoleculen groot. In veel gevallen
te groot om zomaar opgenomen te worden in het lichaam van de
grasparkiet. Om te kunnen worden opgenomen in het bloed moeten
de eiwitten eerst worden afgebroken tot de kleinere moleculen,
de aminozuren, alvorens opname plaatsvindt.
Sommige eiwitten kunnen in het lichaam van de vogel zelf
worden opgebouwd. Er zijn echter 10 aminozuren, die het
vogellichaam niet zelf kan opbouwen en die dus beslist in de
voeding moeten voorkomen. Deze aminozuren worden de
noodzakelijke of essentiële aminozuren genoemd.
Tot de essentiële aminozuren worden gerekend:
1. Arginine.
Arginine is een belangrijke bouwstof van het veereiwit en dus
gedurende het gehele leven van de vogel noodzakelijk.
Een tekort aan arginine kan leiden tot verenplukken van de
jongen door de oudervogels (met name de pop).
2. Histidine.
Histidine is nodig voor de groei en de eivorming.
3. Isoleucine.
Een gekrulde tong is een uitting van een tekort aan
isoleucine.
4. Leucine.
Een tekort aan leucine veroorzaakt gedraaide veren. Ook kan
een tekort aan leucine afwijkingen aan de tong veroorzaken.
5. Lysine.
Lysine vormt een onderdeel van het veerpigment. Een tekort
zal dus een gebrekkige veerpigmentatie bij de vogel tot gevolg
hebben.
6. Methionine.
Een tekort aan deze aminozuur geeft een slechte bevedering
te zien.
7. Fenylalaline.
Fenylalaline kan tyrosine vervangen en, samen met jodium,
zorgen voor de vorming van het schildklierhormoon thyroxine.
8. Threonine.
Threonine is o.a. nodig voor de eivorming.
9. Tryptofaan.
Tryptofaan kan nicotinezuur, een vitamine uit de B-groep,
vervangen.
10. Valine
Valine is zowel voor jonge en volwassen vogels noodzakelijk
voor de vorming van lichaamseiwit.
Een tijdelijk tekort aan één van deze aminozuren zal de vorming
van lichaamseiwit doen staken. Een chronisch tekort zal de dood
van de vogel als resultaat hebben omdat het versleten
lichaamsweefsel niet door nieuwe kan worden vervangen (eiwitten
vallen o.a. immers onder de (cel-opbouwstoffen).Gezien het belang
van de essentiële aminozuren in de voeding van vogels is in
tabel 1 het aminozurenpatroon in het eiwit van verschillende
zaden weergegeven. Het referentie-aminozurenpatroon geeft aan
wat een vogel nodig heeft in de voeding. Dierlijke bronnen zijn
rijker aan aminozuren dan plantaardige. Een menu van vlees, melk
en eieren (eivoer!) zal dan ook een grote hoeveelheid essentiële
aminozuren opleveren. Het is belangrijk te weten dat uit
onderzoek is komen vast te staan, dat de hoeveelheid eiwit rond
de 20% behoort te zijn om een snelle en gezonde groei van een
jonge vogel te realiseren. Een mengsel van uitsluitend zaad
geeft een hoeveelheid eiwit van ca. 15%. Hetgeen dus duidelijk
onvoldoende is. Vooral wanneer er jongen zijn, zo hebben
onderzoeken uitgewezen, zal met de extra eiwitbehoefte rekening
gehouden moeten worden. Gebleken is bijvoorbeeld, dat snel
groeiende legsels van jongen, op z'n minst 7% meer eiwit nodig
hebben dan andere. Dit zal dan aan de ouders gegeven moeten
worden, die het op hun beurt weer via de kropmelk doorgeven aan
hun jongen. Goede kropmelk zal dan ook
minstens 58% eiwit moeten bevatten, van zowel dierlijke als
plantaardige oorsprong, zo is uit onderzoek komen vast te staan.
In z'n algemeenheid zal het u duidelijk zijn dat een vogel ook
dierlijke eiwitten tot z'n beschikking zal moeten hebben om
gezond te blijven.