Teunisbloem, Oenothera erythrosepala: Met dank aan Jan Vercauteren

De Grote teunisbloem (Oenothera erythrosepala) is een
tuinplant, maar is in Nederland hier en daar verwilderd.
De bloemknoppen zijn kegelvormig en de kroonbladen
langer dan 3 cm en veel langer dan de meeldraden.
De plant bloeit van juni tot oktober.
De plant is een zelfbevruchter en bestuift zichzelf als
de bloemknop nog gesloten is (knopbestuiver).
De vrucht is een zaaddoos.
Het zaad is zeer fijn, duizend zaden wegen ongeveer 0,5
g.
Teunisbloemzaad is vanuit Noord-Amerika meegekomen met
de grond die als ballast voor de schepen gebruikt werd
en is vanuit de havens verder verspreid.
De Teunisbloem (Oenothera biëenis) komt van oudsher voor
in Mexico, Centraal Amerika en Noor-Amerika.
Tijdens de ijstijden trok de plant zich terug tot in
Mexico en verspreidde zich van daaruit telkens weer over
Noord-Amerika.
Hierdoor is er een grote vormenrijkdom ontstaan.

Bij de teelt voor de olie zijn opbrengsten te behalen
van 650 - 800 kg zaad per ha.
Het totale oliegehalte variëert van 14 - 28 %.
De olie uit de teunisbloemzaden wordt o.a. verwerkt tot
een homeopathisch middel en bevat het zeldzame
gamma-linoleenzuur (GLA).
Vooral de distelvinken geniet van deze plant, met hun
lange bek peuteren ze de zaden uit de zaaddoos.